Heeft een richtingaanwijzer invloed op het voorrangsrecht?
Gevaarlijke misverstanden bij kruispunten uitgelegd
Het is een veelvoorkomend misverstand: “Hij gaf richting aan, dus ik dacht dat hij zou afslaan.” Vooral bij aanrijdingen op voorrangskruisingen wordt dit argument regelmatig gebruikt. Maar hoe zit het juridisch écht? Mag je er zomaar op vertrouwen dat een ander afslaat als hij richting aangeeft? En wie is er aansprakelijk als het misgaat?
De praktijk: voorrang blijft voorrang
Bestuurders die op een voorrangsweg rijden, behouden hun voorrangspositie. Ook als ze mogelijk richting aangeven, verandert dat op zichzelf niets aan die hoofdregel. Het geven van richting is een aankondiging, geen garantie. De andere weggebruiker mag daar dus niet blind op varen.
Wat zegt het recht?
In het verkeersrecht geldt dat een richtingaanwijzer alleen dan betekenis heeft, als die in combinatie met ander rijgedrag voldoende zekerheid geeft over het voornemen van de bestuurder. Denk aan: in combinatie met ander rijgedrag voldoende zekerheid geeft over het voornemen van de bestuurder. Denk aan:
- Snelheid minderen,
- Positie kiezen richting de afslag,
- Al insturen van de bocht.
Zonder dat soort signalen blijft het voorrang verlenen verplicht. Wie tóch de weg op rijdt, neemt een risico en is bij een botsing doorgaans aansprakelijk.
Relevante jurisprudentie:
- Rechtbank Den Haag
- Samenvatting: In deze zaak oordeelde de rechtbank dat het voeren van een richtingaanwijzer door een bestuurder op een voorrangsweg niet automatisch betekent dat andere weggebruikers erop mogen vertrouwen dat deze bestuurder daadwerkelijk zal afslaan. De rechtbank benadrukte dat aanvullende gedragingen, zoals snelheid minderen of daadwerkelijk insturen, nodig zijn om een dergelijk vertrouwen te rechtvaardigen.
- Toepassing: Dit onderstreept dat een richtingaanwijzer op zichzelf onvoldoende is om af te wijken van de voorrangsregels. Andere weggebruikers moeten aanvullende signalen waarnemen voordat ze mogen aannemen dat de bestuurder zijn voorrangspositie opgeeft.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Samenvatting: Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigde dat een bestuurder die op een voorrangsweg rijdt en richting aangeeft, niet zonder meer geacht kan worden voorrang te verlenen aan bestuurders uit zijwegen. Het hof stelde dat het vertrouwen op een richtingaanwijzer alleen gerechtvaardigd is wanneer dit gepaard gaat met gedragingen die wijzen op een daadwerkelijke afslag.
- Toepassing: Dit bevestigt dat het negeren van de voorrangsregels op basis van enkel een richtingaanwijzer niet gerechtvaardigd is. Bestuurders moeten wachten op duidelijke aanvullende signalen voordat ze handelen op basis van een richtingaanwijzer.
- Hoge Raad
- Samenvatting: De Hoge Raad oordeelde dat het enkele feit dat een bestuurder richting aangeeft, niet betekent dat andere weggebruikers erop mogen vertrouwen dat deze bestuurder daadwerkelijk zal afslaan. Er moeten bijkomende omstandigheden zijn die dit vertrouwen rechtvaardigen.
- Toepassing: Dit arrest vormt de basis voor de heersende opvatting dat een richtingaanwijzer zonder aanvullende gedragingen geen afbreuk doet aan de voorrangspositie van een bestuurder.
Wie moet wat bewijzen?
Degene die aanvoert dat de ander ‘aangaf af te slaan’ en dat daarom de voorrang mocht worden genegeerd, moet dit zelf bewijzen. Richting aangeven alléén is daarvoor niet genoeg. Zeker niet als de bestuurder op de voorrangsweg ontkent dat hij heeft willen afslaan.zelf bewijzen. Richting aangeven alléén is daarvoor niet genoeg. Zeker niet als de bestuurder op de voorrangsweg ontkent dat hij heeft willen afslaan.
Conclusie
Een richtingaanwijzer ontslaat niemand van zijn verplichting om voorrang te verlenen. Het is géén vrijbrief. In geval van twijfel: wachten. Want bij een aanrijding is het vrijwel altijd degene die de voorrang negeert, die aansprakelijk wordt gesteld. die de voorrang negeert, die aansprakelijk wordt gesteld.